Archeologie in de gemeente Epe (7)

Cor A. van Baarle

Urnenvelden

In de Late Bronstijd zien wij een nieuw graftype in gebruik komen, nl. de urnenvelden. De prehistorische grafheuvel heeft vele variaties gekend, zowel in
grootte als in opbouw.
In de IJzertijd ging men over tot het opwerpen van grotere grafheuvels die echter, vanwege de armoede aan bijgaven, bijna nooit te dateren zijn. (IJzertijd, ca. 700 v. Chr. – Romeinse tijd).
Zo vinden wij in het begin van de 20e eeuw een kolossale tumulus in de Laarstraat waar nu de camping de Zandhegge ligt. Naast deze grote tumulus vinden we hier nog 4 a 5 kleinere heuvels, waarvan verder niets bekend is en ook niets is overgebleven. Iets ten noorden van dit gebied in de Woeste heeft dr. A.E. van Giffen in 1930 een onderzoek gedaan in één grote en 5 kleine grafheuvels. Deze groep grafheuvels vormen samen één zg. urnenveld.
Urnenvelden zijn crematiebijzettingen, soms in een urn, die iets in of op het bodemniveau geplaatst is, waaroverheen een kleine heuvel is opgeworpen.
De aarde van de heuvel komt uit een gegraven ringsloot om de crematiebijzetting heen. De 5 kleinere heuvels in de Woeste dateren vermoedelijk uit de periode na 450 voor Chr., de Latere tijd. Opmerkelijk is dat de
grotere grafheuvel opgebouwd is in de Vroege Bronstijd en daarna zijn er in de IJzertijd urnen bijgezet. Zo vinden wij wel vaker urnenvelden rondom bestaande
grafheuvels met soms een urnenbijzetting erin.

Urn uit de vroege IJzertijd, ca. 1000 v. Chr.), gevonden nabij 3 voormalige spoorlijn ten oosten “Vulcanus” te Vaassen in 1938.
Foto: Stichting Behoud te Epe.

In 1908 vond dr. J.H. Holwerda in het Enkhout bij Niersen een grotendeels vernield grafveld. Bij het onderzoek kwam er een zg. Koepelgraf te voorschijn en een aantal kringgrepheuvels. Ook hier zien wij een reeds bestaande grafheuvel gelegen in een urnenveld. Vermoedelijk ligt er bij de Wildweg ook een urnenveld.
Een groep van heuvels die in 1941 door F.C. Bursch gedeeltelijk werd onderzocht, leverde geen vondsten op. De heuvels bleken alle plaggenheuvels te zijn zonder
enige bodemsporen. Het was vroeger vaak zo, dat niet alleen de archeoloog naar een urnenveld trok maar ook de schatgraver. Deze urnendelvers hebben helaas weinig overgelaten in zo’n urnenveld dat van wetenschappelijke waarde zou kunnen zijn. Gelukkig worden al onze monumenten thans zo goed mogelijk beschermd en in sommige gevallen geconserveerd.

Brandheuvels

Een variatie op de heuveltjes met urnenvelden zijn de brandheuvels. Men wierp een niet al te hoge heuvel op waarop de dode gecremeerd werd. Men verzamelde de verbrande beenderen en deed deze in een urn en begroef die in dezelfde heuvel. Ook werd gebruik gemaakt voor de crematie van reeds bestaande grafheuvels.
Dr. J.H. Holwerda beschrijft een opgraving van 5 grafheuvels bij de Dobbe Geile (ook wel Stadhouderskuil genoemd) bij Niersen in 1908.
Grafheuvel D4 was een brandheuvel op een bestaande Neolithische grafheuvel uit de Klokbekercultuur (ca. 2000-ca. 1700 v. Chr.).
In de bovenste laag bevonden zich twee kleine urnen. In de middelste laag één kleine grof potje, één grove urn en twee grote grove urnen. Deze laatste noemt
Holwerda Germaanse urnen. In de urnen bevonden zich de resten van verbrande beenderen. De onderste laag bevatte een klokbekerscherfje, een stenen mes van ongeveer 11 cm. en eveneens een klokbeker.

Een dergelijke heuvel-opbouw vinden we ook bij de Galgenberg in Niersen, nl. heuvel G4. Over een Neolithische grafheuvel uit de Klokbekercultuur vinden
we een brandheuvel. De bovenste laag bevatte enige scherfjes tussen de houtskool, daterend uit de IJzertijd. In het Neolithische deel werd een klokbekerscherfje, een stukje vuursteen en een rond stokje van gebakken aarde gevonden. Verder ontdekte men er rood zand. Opvallend is, dat er stukken van een grote, rechtopstaande steen uit de onderste heuvel te voorschijn
kwamen. De heuvel was 18 m. in doorsnede en 1,6 m. hoog.

Op een andere wijze aangelegde brandstapels vinden we ook in de Veluwse urnenvelden. Niet zelden heeft men eenvoudig op de vlakke grond een houtstapel gebouwd en alleen in het midden daaronder een gat, als trekgat,
gegraven. Na afloop van de verbranding en nadat enkele verbrande
beenderen van de dode in een brandurn waren bijgezet, werden de verkoolde stammen met zand bedekt, zand dat gegraven was uit een brede greppel rondom de verbrandingsplaats. Zulke brandstapels vond dr. Holwerda terug als een verkoolde massa, waartussen zich enkele resten van beenderen en soms een fragmentje van een verbrande bronzen speld of fibula, bevonden. (Deze vondsten
zijn in onze omgeving niet bekend, wel bijv. in Hoog Soeren waar een stukje van een eenvoudige Romeinse fibula uit de eerste eeuw na Chr. werd gevonden in 1906, misschien afkomstig van het doodskleed van de verbrande persoon). Daaronder vond hij een met as gevuld gat in de grond. Dit alles was weer bedolven onder een heuvel van zand met een, natuurlijk, geheel
dichtgeslibde greppel om zijn voet.

In onze gemeente zijn verscheidene brandheuvels bekend. Een aantal bij de Galgenberg in Niersen en in het Hanendorp (zie Ampt Epe 63) zijn er twee bekend, beide gesitueerd in en bij een celtic-field. (Een landbouwsysteem van omstreeks 500 v. Chr. tot ca. 200 na Chr.).


Urnen

In het begin van de Midden-Bronstijd treffen we voor het eerst de crematie aan in Nederland. Het gaat hier om immigranten die de gecremeerde resten van hun doden in urnen deponeerden en deze begroeven. Deze urnen zijn afgeknot dubbel-conisch van vorm, dikwandig en gemagerd met grove korrels. Uit deze cultuur, de zg. HiIversumcultuur, zien we een typisch plaatselijke ontwikkeling opkomen, de zg. “Drakenstein-urnen”. Uit dit type urnen ontstaan dan later de grove, onversierde “Laren-urnen”, waarvan er o.a. één is gevonden bij Tongeren in 1973 (Ampt Epe, nr. 56). Veelal treffen wij deze urnen aan ingegraven in oudere grafheuvels.

Bovengenoemde immigranten waren waarschijnlijk afkomstig uit Noord-Frankrijk. Ze hebben zich langs de kust van het continent noordwaarts naar onze streken verspreid. De urnenveldencultuur dringt op de Veluwe zeer langzaam door in
verhouding met de rest van Nederland. Rond 600 v. Chr. zien wij een sterkere invloed van buitenaf op de Veluwe komen. Dan komen wij hier ook veel urnenvelden tegen, urnen van het Harpstedt type. Een grote, grove pot waarbij meestal vingertopindrukken op de iets naar buiten uitgebogen rand zijn aangebracht. Aan de onderzijde van de buikomvang werden ze met opzet ruw gemaakt of “besmeten” met leem. Deze urnen werden bijgezet in een oudere grafheuvel. Dr. Holwerda noemt ze Germaanse urnen. De oorsprong van deze ontwikkeling ligt vermoedelijk in de omgeving van Hannover.
Ook beschrijft Holwerda de Proto-Saksische urnen. Het gaat hierbij om o.a. een dubbelconische urn welke wordt gevonden in kringgreppel-urnenvelden. Dit type vinden we ook in Westfalen. In de gemeente Epe is deze urn ook gevonden in de Laarstraat en in vijf andere gebieden die we verderop zullen noemen (zie schema). Een veel later aardewerk dat in een graf(veld?) bij Epe is aangetroffen, is het zg.
Saksisch aardewerk, dat ook gevonden is op de Veluwe in een grafveld bij Garderen. Het dateert uit de 5e t/m de 9e eeuw na Chr. De Saksische potten zijn grijzig tot zwart van kleur. De wanden ervan zijn grillig gemaakt door bulten, indeukingen en groeven. Een beknopt overzicht van Bekerculturen en urnen, gemaakt uit de gegevens van twee kaarten in 1925 door Holwerda, staat hieronder.

Kulturen
TrechterbekerKlokbekerProto-SaksischGermaanse
HeerdeHe
EpeEp
OeneOeOe
WisselWiWiWi
LaarstraatLaLa
SchaverenSc
HanendorpHaHa
HertenkampHe
GortelseveldGv
GortelGoGoGo
BarntBaBa
Dobbe GelleDgDgDg
RollekootRkRkRk
VaassenVa
NiersenNi
EnkhoutEnEnEn

Trechterbekercultuur van ca. 2700 v. Chr. tot ca. 2300 v. Chr.
Klokbekercultuur van ca. 2000 v. Chr. tot ca. 1700 v. Chr.
Protosaksische urnen: verouderde naam, nu meestal dubbel conische en twee-orige terrinen genoemd:
Late Bronstijd van Vroege IJzertijd, van ca. 1000 v. Chr. tot ca. 450 v. Chr.
Germaanse urnen: verouderde naam, nu meestal Harpstedter urnen genoemd.
IJzertijd van ca. 700 v. Chr. tot Romeinse tijd.

1: Dubbelconische urn. 2. Harpstedter urn

Enkele Brons- en IJzervondsten

In maart 1845 werd een kleine urn gevonden met twee bronzen sieraden en crematieresten erin. Eén van de sieraden was een ring. Deze vondst in de Woesterberg is helaas verdwenen.
Een andere vondst deed Holwerda in een brandheuvel waar hij een bronzen tangetje in een urn vond (1908, heuvel G6).

Vermoedelijk urnenveld in Celtic-field, gelegen aan de Gortelseweg te Vaassen

Aan de Gortelseweg in het celtic-field werden in twee heuvels ten oosten van deze weg scherfjes, houtskoolplekken, een beenderplek en een paar ijzerfragmentjes gevonden door F.C. Bursch in 1941. Ook hier denkt men aan een urnenveld, de twee grafheuvels maken nl. deel uit van de 13 grafheuvels die daar gesitueerd zijn. In de vroege Volksverhuizing heeft de verbranding grotendeels weer plaats gemaakt voor begraving. Een enkele maal richt men ook dan nog een grafheuvel op, maar de tijd der tumuli is voorbij en met de overwinning van het Christendom behoort deze bijzettingswijze tot het verleden.

Bronnen

  • Nederlands vroegste geschiedenis, 2e druk, door dr. J.H. Holwerda, Amsterdam 1925.
  • Oudheidkundig Bodemonderzoek in Nederland.
  • Gedenkboek A.E. van Giffen 1947.
  • Archief L.J.F. Janssen, I806-I869, Leiden.
  • Archief Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden.
    Vondsten gemeente Epe.
  • Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
    Beschrijving grafheuvels gemeente Epe, 30 december 1948.
  • Beheersplan archeologische monumenten in de gemeente Epe door T. Stam.
  • Pre- en prohistorie in Veluws Museum “Nairac” te Barneveld. Schaffelaarreeks nr. 2.


(wordt vervolgd)

Uit Ampt Epe 65